Bewoners

Bewoners

In de zestiende eeuw staat ongeveer op de plaats van het huidige Beeckestijn een hofstede. Eigenaar is de Amsterdamse koopman Stans Claesz. Een van zijn dochters trouwt met Jan van Bekesteijn.

De familie Corver

In de zeventiende eeuw is Nicolaas Corver eigenaar van Beeckestijn.

De familie Trip

Het huis en landgoed gaan daarna over in de handen van Jan Trip de Oude (1664 -1732). Hij is telg uit het Amsterdamse geslacht Trip. De handel heeft hen geen windeieren gelegd en tussen 1660 en 1662 laat hij het Trippenhuis aan de Amsterdamse Kloveniersburgwal bouwen.

Ook de volgende generatie Trip is zeer gefortuneerd. In 1716 koopt Jan Trip de Jonge (1691 -1721) Beeckestijn van zijn vader voor de somma van eenendertigduizend gulden. Jan trouwt in 1715 ‘te’ Amsterdam met Petronella Willemina van Hoorn (1698 – 1764), telg uit een eveneens zeer gefortuneerd Amsterdame familie. Jan is vierentwintig jaar en inmiddels Secretaris der West-Indische Compagnie. Later wordt hij achtereenvolgens commissaris en bewindhebber. Hij laat de oude hofstede gedeeltelijk slopen en vervangen door het middendeel van het huidige gebouw. Ook vernieuwt hij het interieur en pakt de tuin aan.

Op 13 mei 1716 krijgt het echtpaar hun enige kind, zoon Jan Willem (1716 – 1738). Het daaropvolgende jaar trakteert Jan zichzelf en zijn vrouw Petronella op een nieuw huis aan toendertijd de deftigste gracht van Amsterdam: de Herengracht, in wat nu nog altijd de ‘Gouden Bocht’ genoemd wordt. Buitenplaats Beeckestijn blijft voor hen een riant zomerverblijf waar men zomers het gewoel en de stank van de stad ontvlucht.

Na het overlijden van Jan Trip de Jonge hertrouwt Petronella met Lubbert Adolf baron Torck, van het huis Roosendaal te Velp. Vermoedelijk wordt Beeckestijn dan nog maar weinig bewoond. In 1742 koopt Jacob Boreel Jansz., een welgesteld en invloedrijk Amsterdams regent, Beeckestijn, waarmee een nieuwe glorierijke periode voor het huis begint.

De familie Boreel

Als onderdeel van de boedel van wijlen Jan Trip de Jonge, koopt Jacob Boreel Jansz. (1711 – 1778) in maart 1742 Beeckestijn voor achtentwintigduizend gulden. Hij komt uit een aanzienlijk, invloedrijke Amsterdamse familie, die een groot aantal openbare ambten bekleedt.

Als hij Beeckestijn koopt is Jacob Boreel Jansz. Wethouder van Amsterdam en Advocaat-Fiscaal van de Admiraliteit te Amsterdm. Jacob trouwt op 28 februari 1735 met Agneta Margaretha Munter (1717 – 1761), lid van een eveneens zeer aanzienlijk geslacht. Agneta’s vader Cornelis is lange tijd burgemeester van Amsterdam. Het echtpaar Boreel-Munter krijgt negen kinderen. Slechts vier ervan bereiken de volwassen leeftijd, te weten: Catharina, Agnes Margaretha, Willem en Jacob.

Boreel is door zijn ambassadeurschap in Engeland maar weinig in Nederland en brengt weinig tijd door op Beeckestijn. De ‘gouden tijd’ voor Boreel en Beeckestijn ligt vermoedelijk tussen 1742 en 1756

De laatste Boreel op Beeckestijn

Willem François Boreel (1775 – 1851) (jongste zoon van Jacob Boreel Jansz.) heeft een grote liefde voor Beeckestijn. Nadat de steenrijke Maria Trip, weduwe van de in 1796 overleden Willem Boreel, in 1813 overlijdt, erft Willem François Beeckestijn omdat zijn oudere broer de naastgelegen buitenplaats Waterland in bezit heeft en bewoont.

Beeckestijn komt na zijn overlijden in handen van zijn dochter Margaretha. Zij woont dan al langere tijd op Waterland samen met haar echtgenoot en volle neef Willem Boreel van Hogelanden. Omdat zij niet zelf op Beeckestijn gaat wonen, verhuurt zij het huis.

Huurders

Beeckestijn wordt na 1851 niet meer bewoond door de eigenaar, de familie Boreel, maar verhuurd aan opeenvolgende huurders, o.a. aan:

– Waarschijnlijk nog hetzelfde jaar, aan de Duits-Amerikaanse consul-generaal William Henry Charles (‘Henry’) Bohlen (1810-1862). Henry is net als Willem François een belangrijke militair. Hij is eerst werkzaam als consul voor Nederland in de Verenigde Staten en vecht later onder andere in de Amerikaanse Burgeroorlog. Hij is zelf niet veel op Beeckestijn, maar zijn vrouw en kinderen wel.

– De Nederlandse politicus Petrus Herndrik Holtzman (vanaf 1883).

– Vanaf 25 april 1894 aan de familie Pieter Smidt van Gelder (1851-1934). Waarschijnlijk bewonen zij het pand op een wat permanentere basis. Deze gefortuneerde familie is de eigenaar van de (nog steeds, in iets andere vorm, bestaande) papierfabriek Van Gelder en Zonen. In 1904 vertrekt de familie Smidt van Gelder naar een ander huis.

– en als laatste huurder van het pand aan de familie Van de Griendt, fabrikanten in margarine. Zij vertrekken in 1924, daarna raakte het pand steeds verder in verval.

Tweede Wereldoorlog

In de koetshuizen blijven nog wel huurders wonen, die als pachter of in dienst van de familie Boreel op het landgoed werken. Kort voor de Tweede Wereldoorlog wordt Beeckestijn gevorderd door het Nederlandse leger en tijdens de bezetting is het huis bij Duitse troepen in gebruik tot midden 1942, daarna verblijven de Duitse soldaten in de manschappenbunkers op het terrein. Later wordt het huis en de koetshuizen weer bewoond door boerenfamilies.

Na de oorlog zijn het huis, de bijgebouwen en het park in ruïneuze staat. In 1953 verkoopt de laatste eigenares, jonkvrouw Agnes Cremers-Boreel (1880 – 1961) Beeckestijn aan de gemeente Velsen. In de jaren 50 is er zelfs sprake van afbraak. Maar na een ingrijpende restauratie, die in 1959 begint en ruim tien jaar duurt, herrijst Beeckestijn in zijn oude glorie.

Sinds 2007 is Vereniging Hendrick de Keyser eigenaar van het huis en de bijgebouwen.

Loading...