Geschiedenis Huis

Geschiedenis

In de zestiende eeuw staat ongeveer op de plaats van het huidige Beeckestijn een hofstede. Eigenaar is de Amsterdamse koopman Stans Claesz. Een van zijn dochters trouwt met Jan van Bekesteijn. Hij behoort mogelijk tot een oud geslacht ‘van Bekesteijn’.

Zomerverblijven

In de zeventiende eeuw koopt Nicolaas Corver, later burgemeester van Amsterdam, het huis. In die tijd is het voor welgestelde bewoners in de grote steden de gewoonte om de zomer buiten de stad door te brengen en zo de stank van de grachten en het op de straat geworpen huisvuil te ontlopen. Door de slechte waterhuishouding worden de grachten maar nauwelijks gespuid en dit veroorzaakt in de zomer zomer een vreselijke stank. Bewoners uit Amsterdam laten daarom buitenhuizen bouwen in de binnenduinrand van Kennemerland.
Beeckestijn is niet bedoeld voor permanente bewoning, maar is te vergelijken met de zomerhuisjes van nu. Het landgoed ligt in die tijd direct aan het water, het Wijkermeer, en is vanuit Amsterdam makkelijk per boot te bereiken.

Middenhuis en vijver

Na Nicolaas Corver wordt Jan Trip de Oude (1664 – 1732) de eigenaar. In 1716 koopt zijn zoon Jan Trip de Jonge het huis van zijn vader. Vermoedelijk laat hij de oude hofstede gedeeltelijk slopen en vervangen door wat nu nog het middendeel van het huidige gebouw is.
Hij voorziet de hofstede in 1717 van een nieuwe, meer eigentijdse gevel.
Daarna is het interieur gewijzigd en in 1720 wordt de tuinaanleg voltooid.
De verbouwing was een kostbare operatie.
Mei 1718 ontvangt de Amsterdamse beeldhouwer Ignatius van Logteren, achthonderd gulden voor ‘verricht stucwerk’. Het gaat hier om de figuren in de hal, plafondstukken en decoraties boven de deuren. Later in dat jaar ontvangt hij opnieuw een betaling voor beeldhouwwerk, mogelijk voor het alliantiewapen boven de voordeur met de hoorn en de trippen (een soort houten muiltjes). Bij de restauratie van Beeckestijn zijn ‘Van Logteren’s stucdecoraties’ weer in hun oude staat teruggebracht. In de loop van 1718 wordt nog verder gewerkt aan de verfriaaing van het huis: ‘behangsels’ van de kamers en het uurwerk dat de klok in de voorgevel aandrijft. In 1719 laat hij ‘de grote kom’ of ‘vijver’ graven en voor bomen betaalt hij de kwekers ruim eenenveertighonderd gulden.

Zijvleugels en park

In 1742 koopt Jacob Boreel Jansz. (1717-1778), een welgesteld en invloedrijk Amsterdams regent, Beeckestijn. Hij brengt een groot aantal veranderingen aan in huis en tuin o.a.: aanbouw van de zijvleugels en bouw van de beide koetshuizen. In opdracht van Boreel richt (1772) landschapsarchitect J.G. Michael de tuin en het park (landschapsstijl) opnieuw in, ongeveer tot de vorm die nu nog aanwezig is. In de tuinen komen kronkelpaden, bloemdragende heesters, waterpartijen, weiden en romantische bouwsels zoals een tuinmanswoning in de vorm van een neogotische kapel. Waarschijnlijk gaat het om de eerste Engelse tuin in Nederland.

Gevels witgepleisterd en moderner interieur

Willem François Boreel (1775 – 1851) (jongste zoon van Jacob Boreel Jansz.) heeft een grote liefde voor Beeckestijn. De begaafde en zeer Oranjegezinde militair Willem François laat de buitenplaats weer grondig verbouwen, waarbij onder andere de (later gereconstrueerde) speelhuisjes bij de straat verdwijnen, de tuin opnieuw wordt ingericht naar de Engelse landschapsstijl, de gevels van het huis worden witgepleisterd, de voordeur vervangen en het interieur van het hoofdhuis gemoderniseerd. Omdat het huis is gebouwd als zomerverblijf, is het niet goed te verwarmen. In iedere kamer is maar één stookplaats. Niet voor niets is op het terrein nog steeds een zogenaamd hakhoutbosje te vinden, waar vroeger hout is gekapt voor de open haarden en de keuken.

Laatste Boreel

Wanneer Willem François Boreel (1775 – 1851) sterft, is de glorietijd van het huis min of meer voorbij. Beeckestijn komt na zijn overlijden in handen van zijn dochter Margaretha. Zij woont dan al langere tijd op Waterland met politicus Willem Boreel van Hogelanden. Beeckestijn gebruiken ze niet en wordt daarom verhuurd. Wat er met de inboedel van het pand is gebeurd is niet bekend, mogelijk gaat deze deels over naar Waterland. In een huurcontract uit 1863 wordt gesproken over enig meubilair dat nog in het huis stond.

Noordzeekanaal

Nog even ziet het er naar uit dat het gehele ‘Buiten’ zou moeten verdwijnen, als de plannen voor de aanleg van het Noordzeekanaal(1876) in het midden van de negentiende eeuw bekend worden. Maar de weigering van de politicus Willem Boreel van Hogelanden (1800-1883) om hiervoor gronden te verkopen heeft er wellicht toe geleid dat het kanaal een wat noordelijker traject krijgt en Waterland en Beeckestijn en andere landgoederen in de omgeving gespaard blijven voor de ondergang.

Huurders

Na het overlijden van Willem François Boreel (1775 – 1851) wordt Beeckestijn niet meer gebruikt door de familie Boreel en verhuurd aan opeenvolgende huurders vanaf half 19e eeuw.
Vooral het gebrek aan modern comfort, zoals stromend water, maakt dat de laatste huurders vertrekken. In de koetshuizen blijven nog wel huurders wonen, die als pachter of in dienst van de familie Boreel op het landgoed werken. Kort voor de Tweede Wereldoorlog wordt Beeckestijn gevorderd door het Nederlandse leger en tijdens de bezetting is het huis bij Duitse troepen in gebruik.
Na de oorlog wordt het huis en de bijgebouwen nog enige tijd bewoond door boerenfamilies. Het geheel is echter in ruïneuze staat. In 1953 verkoopt de laatste eigenares, jonkvrouw Agnes Cremers-Boreel (1880 – 1961) Beeckestijn aan de gemeente Velsen. In de jaren 50 is er sprake van afbraak. Maar na een ingrijpende restauratie, die in 1959 begint en ruim tien jaar duurt, herrijst Beeckestijn in zijn oude glorie. In 2007 koopt Vereniging Hendrick de Keyser het huis en de bijgebouwen van de Gemeente Velsen.

Loading...